Dorpsbelang Holwerd heeft, net als enkele omwonenden, weer beroep aangetekend tegen de omgevingsvergunning voor de co-vergister van Bio Energie Holwerd BV. B&W van de gemeente Noardeast-Fryslân verleende de vergunning in juni, nadat de rechtbank de in 2018 afgegeven vergunning in maart vernietigde en de gemeente opdroeg een nieuw besluit te nemen. Toen leek het dat deze nieuwe vergunning er niet zou komen, alleen al omdat de ‘stikstofvergunning’ niet deugde. Maar Bio Energie Holwerd haalde een juridische truc uit door, na de uitspraak van de rechter, dat onderdeel van de aanvraag in te trekken. Het is de vraag of dat voor de rechter stand zal houden, maar tijdens het beroep waren er voldoende andere zaken aan het licht gekomen die de gemeente de mogelijkheid gaven om de milieugevolgen te heroverwegen met een andere uitkomst dan alsnog de vergunning af te geven.
De vergunning is erg ruim en bevat belangrijke verslechteringen vergeleken met de oude vergunningen uit 2009-2010. Destijds ging men ervan uit dat biovergisters vanwege de geslotenheid van installaties geen geurhinder zouden veroorzaken. En zo kon er een vergister komen op het bedrijventerrein waar ook bedrijfswoningen staan en vlak bij het dorp. Het uitgangspunt in de oude vergunning was dat er redelijkerwijs geen geurhinder te verwachten was en er waren voorschriften om dat te borgen. In die zin was op de oude vergunningen weinig aan te merken. Maar in de praktijk bleek het tegen te vallen: vooral voor en na de vergisting werd geur verspreid, bijvoorbeeld bij opslag van organisch materiaal of het scheiden en drogen van digestaat. Na een paar jaar ellende stopte het bedrijf. Sinds 2018 is het bedrijf weer opgestart, maar nog niet in de omvang zoals volgens de vergunning toegestaan.
Een geurrapport bij de vergunningaanvraag laat een forse geurbelasting zien bij een groot aantal woningen en B&W vindt dat blijkbaar wel prima. En daarbij is de geur van digestaatscheiding en het laden van digestaat zelfs vergeten. Het scheiden van digestaat is een grote geurbron, die eerst in een pand met luchtwasser moest, maar nu op het buitenterrein mag. Bovendien is volgens de nieuwe vergunning alleen een luchtwasser verplicht als een digestaatdroger in bedrijf is, terwijl de luchtwasser bij de oude vergunningen sowieso verplicht was. De door de rechtbank ingeschakelde onafhankelijke deskundigen van de STAB waren overigens van mening dat de luchtwasser er wel zou moeten zijn. Ook stelde de STAB op basis van wetenschappelijk onderzoek dat de luchtwasser maar 45% van de geur zou verwijderen, terwijl het bedrijf van veel hogere percentages uitgaat.
Blijkbaar vindt B&W veel geurhinder, zelfs meer dan in het geurrapport berekend is, aanvaardbaar. Dorpsbelangen vindt dat onbegrijpelijk, want de inrichting zou en mocht eerder niet stinken. Dan is het toch de omgekeerde wereld dat niet het bedrijf wordt gevergd op aanpassing van de bedrijfsvoering, maar dat de gevolgen bij de omgeving worden neergelegd en dat er zelfs verslechteringen worden toegestaan. Het gaat bovendien om een bedrijf waar wel eens wat misgaat. Zoals de verontreiniging van de naastgelegen sloot of het meerder keren overstromen van de vergister.
Weliswaar is het onderwerp geur in de regelgeving nu op een andere manier geregeld dan in 2009, maar de uitgangspunten zijn niet veranderd, o.a. dat nieuwe geurhinder in principe moet worden voorkomen. De regelgeving dwingt er beslist niet toe om nu meer geur toe te staan dan in 2009. Het is aan het bevoegd gezag, B&W, om te beslissen wat in deze individuele situatie aanvaardbaar is. Daarbij moet met diverse aspecten rekening worden gehouden die het bevoegd gezag zelf mag afwegen. De gemeente heeft geen eigen geurbeleid en maakt niet duidelijk hoe ze tot de afweging gekomen is. Ze lijkt vooral te kijken naar het provinciaal geurbeleid. Dit beleid is ongetwijfeld goed bedoeld maar pakt voor omwonenden onrechtvaardig uit als er eerst vanuit wordt gegaan dat een bedrijf geen overlast zal geven, maar waarbij er in de praktijk wel stank is. Dan wordt het bij een wijziging van de vergunning namelijk als bestaand bedrijf aangemerkt waarvoor hogere grenswaarden gelden. (Als er tenminste de beste beschikbare technieken toegepast worden, en dat is volgens ons hier ook al niet het geval.) Het provinciaal beleid maakt het niet mogelijk om mee te laten wegen wat in de eerder afgegeven vergunning was vastgelegd. We vinden het onbegrijpelijk dat de gemeente hier niet een eigen afweging maakt die recht doet aan de plaatselijke situatie en de, door de gemeente zelf, in het verleden gewekte verwachtingen. Overigens staat de vergunning ook veel geluid toe.
Ondertussen heeft het bedrijf, onderdeel van het Britse Green Create, in april ook alweer een andere vergunning aangevraagd, wel met luchtwassers. Maar zelfs dan blijkt uit de in opdracht van het bedrijf opgestelde geurrapport bij die aanvraag dat er een hoge geurbelasting voor de omgeving is, bij veel woningen zelfs hoger dan in het eerdere geurrapport was berekend. Het oorspronkelijke uitgangspunt dat er redelijkerwijs geen geurhinder te verwachten was, blijft dus ver weg. Bovendien kan het bedrijf ook weer onderdelen van die aanvraag wijzigen. Dat is zeker niet denkbeeldig, gezien de ervaringen van de laatste paar jaar met dit bedrijf, met telkens wisselende plannen en juridische acties.
Dorpsbelang ziet zich genoodzaakt om de vergunning weer aan te vechten en wil voorkomen dat deze in werking treedt. De afgegeven vergunning vormt namelijk een slecht uitgangspunt om ooit nog een aanvaardbare situatie te bereiken door middel van handhaving of aanvullende maatwerkvoorschriften. Het is opnieuw aan de rechter om te beoordelen of de vergunning wel deugt, o.a. op het punt van de beoordeling van de milieugevolgen en of er wel de ‘beste beschikbare technieken’ worden toegepast.
Dorpsbelang Holwerd
We laten het bij dit persbericht, waar we verder weinig aan toe te voegen hebben. We zijn niet beschikbaar voor een mondelinge toelichting. We hopen op uw begrip hiervoor.
Het bestuur